Opgericht in 1941 - opgeheven in 1944
Voor de Tweede Wereldoorlog was de algemene opvatting dat de regering zich niet moest bemoeien met de kunsten. Echter, in 1941 ging de secretaris-generaal van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten (DVK), Tobie Goedewaagen, een ander beleid voeren. Goedewaagen was een overtuigd lid van de NSB en zijn doel was om een nationaal-socialistische cultuurstaat te scheppen, waar de makers van 'goede' kunst zouden floreren. Goedewaagen had een andere opvatting dan de Duitse minister van Propaganda, Goebbels, die de kwaliteit van de kunsten minder belangrijk vond dan het doel dat ze moesten dienen, namelijk de Nazi propaganda. Goedewaagen geloofde daarentegen in de beschavende kracht van goede kunst. Hij was het echter wel eens met de superieure rol van het arische ras. Joden werden al snel uit de culturele beroepen ontbonden. Kunst werd een regeringszaak, en de DVK stimuleerde alleen kunsten die voldeed aan bepaalde stilistische en inhoudelijke eisen. Volgens het nationaalsocialisme was kunst volksgebonden, en moesten mensen dus kunnen zien wat er werd uitgebeeld in een kunstwerk. De onderwerpen van de kunstwerken moesten dus realistisch worden uitgebeeld. Abstracte en expressionistische kunst werd dan ook bestempeld als 'slecht', ook wel ontaarde kunst. De Nederlandse Kultuurkamer werd door Goedewaagen opgericht als variant op de Duitse Reichskulturkammer, en was een organisatie voor mensen die een cultureel beroep uitoefenden. Alleen leden van de Nederlandse Kultuurkamer mochten hun vak nog uitoefenen, maar lidmaatschap was niet voor iedereen, er moest namelijk ook een ariërverklaring worden opgestuurd. Een kleine minderheid van prominente kunstenaars weigerden, maar de meeste mensen werden lid. Na Dolle Dinsdag op 5 september 1944 viel de DVK uit elkaar.